De deelnemers zijn door hun eigen loopbaancoaches naar mij verwezen om het netwerken voor een baan onder de knie te krijgen. Vijf deelnemers van allerlei komaf zitten al klaar.

Als laatste komt Han binnen. Een kleine, wat ouder ogende man, met een baardje. Oude spijkerbroek en bloes. Brilletje. En bruine afgetrapte schoenen. Type kabouter. Ik heet hem welkom. Hij neemt plaats bij de andere deelnemers en we gaan van start. In het eerst deel van de ochtend vertel ik theorie over het vinden van werk en met name hoe je daarvoor kunt netwerken. Anders dan het geijkte: ‘Kunnen wij wat voor elkaar betekenen’. Maar vanuit: ‘Ik heb een vraag over mijn loopbaan en kun jij me erbij helpen?’
Iedereen is actief betrokken en deelt zijn of haar situatie en dat wat ze moeilijk vinden. De meesten zijn tussen de 35 en 55 jaar oud. Han is 60, en dat is een lastige leeftijd om nog een baan te gaan vinden, zegt hij. Het kán best, daar ben ik van overtuigd. Maar het is lastiger dan voor de anderen hier.

Ik vraag me af wat zijn verwachtingen zijn. Van deze training, maar ook van die nieuwe baan die hij hoopt te vinden. Wat zoekt hij eigenlijk?

Glasvezel en kabouters

Han is stil en afwachtend. Ik kan nog geen hoogte van hem krijgen. In de pauze loop ik naar hem toe en begin een praatje.

“Hoe vind je het tot nu toe, Han? Heb je er al wat aan?”

“Jawel.” o

“Ik had nog niet helemaal begrepen wat voor werk jij zoekt.”

“Ik doe nog graag een project voor de laatste 5 jaar van mijn werkend bestaan. Dat kan in loondienst of als ZZP-er.”

“Wat heb je de laatste tijd gedaan voor werk of project?”

“Ik legde glasvezel aan.”

Aangezien ik nogal beeldend ben aangelegd verschijnt er een kabouter

met een schop voor mijn ogen. Fluitend op een hoop zand.loopbaan coaching

Hij graaft een kuil.

“Oja.” Zeg ik. “Zwaar werk?”

“Mwah.”

“Wat deed jij dan?”

“Ik leidde dat project.”

Het plaatje verandert. Ik zie een groep kabouters, met een voorman.

Die op zijn schop geleund naar zijn ploegje kijkt en vriendelijk aanwijzingen geeft.

“En waar deden jullie dat?”

“In Geneve.”

Ik zie een groep kabouters met knickerbockers aan op een berg met Milka koeien.

“Huh? Waar ging die glasvezel dan heen?”

“Van Spanje naar Rusland.”

De kleine geultjes zijn grote sleuven geworden. Gegraven door graafmachines bestuurd door kabouters.

“O, dat is nogal een eind. En wat deed jij daar?”

“Ik leidde dat project, dat zei ik al.”

Klopt inderdaad. Ik heb niet goed geluisterd.

“En waar zat jij dan?”

“In Geneve. Dat zei ik al. Op het hoofdkantoor.”

Kabouter is man in pak geworden in een groot kantoor met een hoop computers.

“Om hoeveel geld draaide dat project eigenlijk?”

“Miljarden.”

“Ooooo, en dat stuurde jij aan.”

Kwartje gevallen.